De migratiestroom uit het Nabije Oosten en Afrika raakte enige jaren geleden de open zenuw van de politiek der Lage Landen. Tijdens de Algemene Beschouwingen op 16 september 2015 ging de leider van de PVV in zijn reacties voorbij aan de politieke correctheden, sloeg verbaal wild om zich heen en voorspelde de ondergang van het Avondland. Maar hij slaagde er niet in ook maar het begin van een antwoord te geven op de vraag hoe een moderne, open samenleving als Nederland deze dreigende ondergang zou kunnen voorkomen. Zijn critici namen hem politiek niet serieus en maakten het zichzelf gemakkelijk door te reageren als moraalridders die hun gulden sporen zetten in de flanken van hun eigen “hogere waarden”. Briesend gingen ze de draak van xenofobie en islamafobie, het haatzaaiende monster, te lijf.  Mensen die door oorlog en geweld van huis en haard zijn verdreven, kun je, nee, mag je niet de rug toekeren. Voor iedereen die op de deur klopt gaat de deur open. Als je maar ruim denkt, is er ruimte voor iedereen.

Dit universalistische droombeeld is het spiegelbeeld van de particularistische waanideeën uit de koker van de PVV-leider. Het steekspel tussen de universele rechten en “hogere” waarden en het particularistische “eigen volk” is een symptoom van de theatrale stoornis waaraan het politieke debat al langer lijdt. Weerbarstige, reële en complexe problemen veranderen op wonderbaarlijke wijze in eenvoudige vraagstukken waarop de aangedragen aanpak exact de remedie is. En als de werkelijkheid niet overeenstemt met het geschetste vraagstuk? Des te erger voor de werkelijkheid!

“Zo energiek als ‘de sociale kwestie’ van weleer te lijf is gegaan, zo aarzelend wordt nu omgegaan met het multiculturele drama dat zich onder onze ogen voltrekt.”, schreef Paul Scheffer 15 jaar geleden in de NRC. Vanwaar die terughoudendheid, terwijl de feiten toch voor zich spraken? “Wie alle beschikbare gegevens overziet komt tot een ontnuchterende conclusie: werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit hopen zich op bij de etnische minderheden.” Verstrooid in zijn opstel zijn een aantal hints te vinden: “Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt.” en “De politieke bovenlaag die vroeger over een duidelijke beschavingsmissie beschikte, twijfelt aan zichzelf en verliest meer en meer zijn greep op de maatschappelijke werkelijkheid.” of “De wegwerpende manier waarop in Nederland is omgesprongen met nationaal besef werkt namelijk niet uitnodigend. We slaan onszelf op de nationale borst omdat we denken er geen te hebben.”

Het zuur van het postmoderne cultuurrelativisme heeft -zeker in de kringen die voorheen nog volksverheffing hoog in het vaandel hadden staan- het matig ontwikkelde Nederlandse zelfbewustzijn flink aangevreten. De bovenlaag had zich teruggetrokken in een kosmopolitische niet-identiteit[ref]Om een titel van Descombes over het eigentijdse Franse denken dat veel invloed heeft gehad, te citeren: Le même est une autre[/ref] van waaruit de multiculturele diversiteit als een boeiend, kleurrijk, exotisch fenomeen werd geobserveerd en, niet te vergeten, culinair geconsumeerd. En als er dan toch iets kenmerkend voor Nederland zou zijn, iets waarop we trots zouden kunnen zijn, dan was het wel tolerantie 1. Hadden Descartes, Spinoza en John Locke niet kunnen schitteren dankzij de Nederlandse verdraagzaamheid? Inderdaad, meer dan driehonderd jaar geleden, toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zich op haar economische en culturele hoogtepunt bevond en Hollandse fluiten de wereldzeeën afschuimden op zoek naar specerijen en buit, legden deze filosofen de grondslagen van de moderne filosofie en schreef John Locke A Letter Concerning Toleration (16892 ).

Ga naar volgende deel