
Reactie op Kellermanns Kijk (PFZW) van 4 november 2022
Mevrouw Kellermanns pleidooi voor het nieuwe stelsel is wollig en zadelt de lezer op met de volgende paradox: wordt een pensioenuitkering beloofd dan kun je die niet waarmaken, maar wordt er niets is beloofd, dan wordt je pensioen beter (dan zou zijn beloofd). Dat vraagt dus om een weerwoord dat ingaat op de problematische rol van de risicovrije rekenrente bij de berekening van de pensioenverplichtingen.
*****
Wat is bejubeld als het beste pensioenstelsel ter wereld wordt zonder mededogen aan de kant geschoven voor de nieuwe favoriet. “We hebben de afgelopen jaren gezien dat onder de huidige regels de pensioenen niet omhoog konden, ondanks de hoge rendementen van pensioenfondsen. Sterker nog, er was een voortdurende dreiging van pensioenverlaging. En nu de rendementen bijzonder slecht zijn, praten we over het verhogen van de pensioenen. Dat is niet uit te leggen.”
Wel, mevrouw Kellermann, dat is het wel en laat ik het dan doen.
De geconstateerde problemen zijn het gevolg van het financieel toetsingskader van De Nederlandse Bank (DNB). De uitkeringsbeloftes zijn “duur” omdat DNB pensioenfondsen behandelt als gewone, beursgenoteerde financiële instellingen. En in dat licht vindt DNB dat pensioenfondsen de “beloftes” -de afgesproken, maar geenszins zekere uitkering- tegen de risicovrij rente moeten verdisconteren. Hoe gaat dat?
Pensioenfondsen rekenen alle beloofde uitkeringen om naar één bedrag waarover je nu moet beschikken om later, met het rendement erbij, de uitkeringen te kunnen betalen; dat heet verdisconteren of actueel maken van de verplichtingen. Het probleem is dat de risicovrije rente al sinds 2014 ongeveer 0% is én dat de DNB al die tijd stoïcijns vasthoudt aan deze risicovrije rente voor het verdisconteren. Zij trekt zich gewoon niets aan van de rendementen die pensioenfondsen jaar na jaar in werkelijkheid behalen. De onbuigzame houding van DNB dwingt de fondsen al het verdiende geld telkens aan het sterk groeiende pensioenvermogen toe te voegen. Daarom ligt, met andere woorden, het geld voor de toekomstige uitkeringen nu al op de plank.
Begin 2022 begon de rente snel te stijgen. Daardoor daalde de omvang van de verplichtingen heel snel. Als gevolg van onrust op de financiële markten daalt het pensioenvermogen dit jaar harder dan tijdens de financiële crisis van 2008. Toch is deze daling relatief kleiner dan de daling van de contant gemaakte verplichtingen.
Dus mag nu worden geïndexeerd terwijl het pensioenvermogen daalt.
Conclusie: de uitkeringsbeloftes zijn niet duur, ze zijn duur gemaakt door DNB en haar toetsingskader. De feitelijk behaalde vermogensrendementen legden het telkens af tegen de boekhoudkundige verdiscontering met de risicovrije rente van 0%.
Op basis van dit inzicht kan ook worden gesteld dat de huidige stelselwijziging overbodig is; een aanpassing van het toetsingskader is aanmerkelijk eenvoudiger.
Kellermann: “Er komt straks natuurlijk niet vanzelf meer geld bij. Maar er komt dus wel geld vrij.”
Wat velen niet zullen beseffen is dat het om heel veel geld gaat dat sinds 2008 is gespaard. Het pensioenvermogen per deelnemer (van alle pensioenfondsen) is namelijk meer dan verdubbeld van € 122.412 naar € 317.521 in 2021 (cijfers DNB).
Waarom komt dit geld nu “vrij”? In het nieuwe stelsel maakt belofte geen schuld meer want de uitkeringsovereenkomst is vervangen door de premieovereenkomst. Daarin betaal je premie en de tijd zal leren wat het oplevert voor je uitkering.
Dankzij de “dure” beloftes beschikken de pensioenfondsen nu echter wel over onnodig veel vermogen, veel meer dan zou zijn opgebouwd bij reële én prudente rendementsverwachtingen.
Deze situatie biedt een uitgelezen kans om een pensioenstelsel op te zetten op basis van omslag (zoals AOW) én kapitaaldekking. De blootstelling aan risico’s van de financiële markten kan daarmee sterk worden beperkt en de solidariteit tussen generaties–kinderen, ouders en grootouders- is direct zichtbaar.
Maar er wordt opnieuw ingezet op volledige kapitaaldekking, nu zelfs op geheel individuele basis. Al het opgebouwde vermogen wordt “ingevaren” in eigen potjes –maar niemand weet hoe. En wat gebeurt er met de onnodig hoge “reserves” die in de afgelopen 14 jaar bij elkaar zijn gespaard? Bovendien is het stelsel waarvoor Kellermann pleit complexer en nog moeilijker te doorgronden dan het huidige en bedient het zich van bedwelmende newspeak: totaal rendement, beschermingsrendement, overrendement, toedelingsregels, projectierendement, risicohouding, integrale solidariteitsreserve etc.
Kellermann vindt dat “het tijd is ons pensioen klaar te maken voor de toekomst”. Laat ik daar dan dit cliché tegenover zetten: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.