Het einde van het totalitaire regime in Duitsland en de ontbinding van de Sovjet-Unie
In 1945 kwam met de Duitse nederlaag een einde aan het totalitaire naziregime. Wat Stalin in onderhandelingen met Von Ribbentrop en Hitler niet was gelukt, bereikte de Sovjet-Unie wel nà de Tweede Wereldoorlog: de uitbreiding van haar invloedssfeer richting Oost- en Centraal-Europa. Roosevelt1 en Churchill2 waren er tijdens de conferentie van Jalta niet in geslaagd om de strategische bedoelingen én de werkwijze van Stalin te doorgronden.
Het duurde nog 46 jaar tot met de opheffing van de Sovjet-Unie in 1991 ook een einde kwam aan het totalitaire bewind dat zich presenteerde als “dictatuur van het proletariaat”. Gedwongen door economische stagnatie, een groeiend overheidstekort en een kostbaar militair-industrieel complex3, was de Sovjet-Unie in 1985 onder Michail Garbatsjov begonnen met een politiek van hervorming (perestrojka) en openheid (glasnost). Ook de betrekkingen met de landen in Oost-Europa werden herzien. Op 7 december 1988 verklaarde Gorbatsjov in een rede voor de Verenigde Naties dat ieder land principieel vrij was een politieke richting te kiezen en dat de gemaakte keuze door geen enkel ander land kon worden verworpen. Ook werd een eenzijdige troepenreductie aangekondigd van 50.000 man uit Oost-Duitsland, Tsjechoslowakije en Hongarije. Zonder het met zoveel woorden te zeggen nam de Sovjet-Unie afscheid van de Brezjnev-doctrine. Alle landen achter het IJzeren Gordijn begrepen dat de ijzeren greep waarin de Sovjets hen hadden gehouden, begon te verslappen.
Symbool van de instorting van het communisme in Oost-Europa werd de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989 4. Op 1 juli 1991 volgde in Praag de officiële ontbinding van het Warschaupact en gaf de Sovjet-Unie haar invloedssfeer in Oost- en Centraal Europa definitief op. Maar dat uiteindelijk op 25 december 1991 ook de rode vlag op het Kremlin werd gestreken, kwam voor velen toch nog als een verrassing5.
Van Weimar naar Bonn
De Bondsrepubliek Duitsland heeft zich na de onvoorstelbare chaos gedurende de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog én onder de last van de volle verantwoordelijkheid voor volkerenmoord tijdens het Derde Rijk, ontwikkeld tot een stabiele democratische rechtsstaat naar westers model6. Maar laten we niet vergeten dat het een herkansing was. De eerste poging was de republiek van Weimar -gevormd in 1919 na de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog en de verbanning van keizer Wilhelm II naar het neutrale Nederland. Na 14 woelige jaren van politiek extremisme, hyperinflatie, vernederende herstelbetalingen en tenslotte de grote economische depressie van 1929, strandde de eerste Duitse republiek in 1933.7 De NSDAP had sinds 1930 haar populariteit onder de kiezers sterk zien groeien en was erin geslaagd op 30 januari 1933 met Adolf Hitler -leider van de Bürgerbräu-Putsch in 1923 en veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf- het kanselierschap te bemachtigen. Met aanname van de Machtigingswet door het parlement kwam op 23 maart 1933 op democratische wijze een einde aan de democratische rechtsstaat (alhoewel de intimidatie en het geweld van de SA al steeds minder ruimte lieten voor andere politieke opvattingen). Het was het begin van een periode waarin gestreefd werd naar een volledige omwenteling van politiek en samenleving. De leiders van het Derde Rijk keerden zich expliciet tegen de culturele traditie waar Weimar zich door had laten leiden. Het commentaar van Joseph Goebbels op de gebeurtenissen van maart 1933 spreekt boekdelen. “Wenn ich den politischen Umbruch auf seinen einfachsten Nenner bringe, dann möchte ich sagen: Am 30. Januar ist endgültig die Zeit des Individualismus gestorben. Die neue Zeit nennt sich nicht umsonst Völkisches Zeitalter.”8
De economsiche stagnatie van de Sovjet-Unie
Begin jaren tachtig maakte men zich in de Sovjet-Unie steeds meer zorgen over de economische prestaties van het “reëel bestaande socialisme”. Het gevoel overheerste dat onder leiding van Leonid Brehznev (1964-1982) de economische ontwikkeling was vertraagd en aan het einde van de jaren zeventig zelfs tot stilstand was gekomen. Onder Brehznev had de Sovjet-Unie wel een effectieve buitenlandse politiek gevoerd, maar de sanering van de inefficiënte productie die in 1965 was gestart, liep uit op een fiasco9. De economische voorwaarden die haar status van nucleaire supermogendheid vereisten ontbraken waardoor de militaire inspanningen een steeds groter deel van de nationale productie opslokten10. De economische sclerose werd weerspiegeld in de leiding van de Sowjet-Unie: de gemiddelde leeftijd van de leden van het Politbureau was opgelopen tot 70. Brehznev kampt jaren duidelijk zichtbaar met gezondheidsproblemen. Hij overlijdt uiteindelijk in 1982.
Onder Andropov (1982-1984) werd een begin gemaakt met de verkenning van de oorzaken van de economische stagnatie. Experts uit de Academie van Wetenschappen werden ingeschakeld en Tatiana Zaslavskaïa schreef een befaamd geworden rapport voor een geheime conferentie over dit onderwerp in Novosibirsk in 1983. Het basisprobleem van de Sowjeteconomie was, keurig in marxistische termen geformuleerd, dat het systeem van productieverhoudingen, weerspiegeld in de staatsaansturing van de economie, achterop was geraakt bij de ontwikkeling van de productiekrachten, zoals grondstoffen, technologie, arbeidsvaardigheden en arbeidsmoraal, wetenschappelijke inzichten etc.11 De centrale, bureaucratische aansturing zou geleidelijk plaats hebben moeten maken voor een “economische” aansturing die beter paste bij de toenmalige stand van de productiekrachten. De “verouderde productieverhoudingen” waren echter niet, zoals de theorie voorspelde, vanzelf verdwenen. Dat was het gevolg van het feit dat bepaalde groepen belang hadden bij de instandhouding van de centraal geleide planeconomie en de aanpassing van de aansturing van de economie aan de gewijzigde productiekrachten verhinderde. Maar volgens de standaardleer was het onmogelijk dat er in een socialistische samenleving groepen waren met fundamenteel tegengestelde belangen. De praktijk van de voorgaande decennia dwong de partij zich nu te buigen over haar eigen uitgangspunten12.
De overtuiging, dat er in een socialistische samenleving geen tegenstrijdige belangen bestaan tussen individuen, groepen en de maatschappij als geheel, zou moeten worden bijgesteld. De Sovjetsamenleving was complexer geworden en had, om de creativiteit van de arbeiders te stimuleren, behoefte aan meer persoonlijke vrijheid en een daarop aansluitende maatschappelijke aansturing. De tijd dat werknemers beschouwd konden worden als “bronnen van arbeid” was voorbij. Er zou veel meer rekening gehouden moeten worden met de economische en sociale wensen van werknemers en het centrale, bureaucratische aanturingsapparaat was niet het instrument om dat te verwezenlijken. Maar werkbare alternatieven waren niet voorhanden; de wetenschap had bitter weinig aandacht geschonken aan de bestudering van de middelen waarmee de integratie van de economische belangen van diverse groepen kon worden bevorderd. In de economische wetenschap bestond nauwelijks aandacht voor de “subjectieve” factor -de omstandigheden, de attitudes en de belangen van groepen in de economische ontwikkeling. En in de sociale wetenschappen had men te weinig oog voor de objectieve of reële economische verhoudingen van het sociale leven. Daarom pleitte Zaslavskaïa voor een wetenschap die de samenhang tussen economie en samenleving tot haar exclusieve onderzoeksdomein zou maken. Een economische sociologie zou de Sovjet-Unie een nieuwe, sterke impuls zou kunnen geven en alternatieven kunnen aandragen voor de problematische centrale aansturing. Die werden besproken met behulp van termen als “economisch” en “optimale zone van sturing” want de benaming “markt” als alternatief allocatiemechanisme was toen nog anathema.
Begeleid door wetenschappelijk onderzoek zouden langs deze weg de productieverhoudingen kunnen transformeren naar een niveau dat paste bij de productiekrachten. Die zouden dan -in plaats van gesmoord te worden in achtergebleven productieverhoudingen- volledig tot ontplooiing komen13.
Da Capo: Perestroika en glasnost onder Michail Gorbatsjov
In 1983 krijgt Andropov problemen met zijn gezondheid en in minder dan een jaar later overlijdt hij. Zijn opvolger, secretaris-generaal Michail Gorbatsjov, omarmde de economische analyse en lanceerde april 1985 zijn perestroika. Deze hervormingspolitiek kon hij snel na zijn aantreden als secretaris-generaal doorvoeren, omdat tussen 1982 en 1985 veel van de oude Politbureauleden waren overleden.14Na een voorzichtig begin van aanjagen en reorganiseren15 werd in 1987 een begin gemaakt met structurele hervormingen. In een drie uur durende toespraak tijdens de plenaire vergadering van Centrale Comité van de Communistische Partij ontvouwde hij zijn plannen om de vastgelopen Sovjet-economie te revitaliseren.
De eerste stap was de decentralisering van de economische aansturing. De wet waarin dat werd vastgelegd werd een week na de plenaire vergadering aangenomen door de Opperste Sovjet. In deze wet werd de economische besluitvorming verlegd van de ministeries naar de managers van de staatsondernemingen. Zij zouden lonen en prijzen (deels) zelf kunnen vaststellen, werden verantwoordelijk voor de financiële gezondheid van het bedrijf en zouden bedrijfsresultaten moeten realiseren waarmee innovatie gefinancierd zou kunnen worden. De werknemers kregen het recht om hun eigen managers te kiezen. Mei 1988 volgde een wet16 die prive-initiatief stimuleerde door drie of meer personen gezamenlijk de mogelijkheid te bieden een coöperatie op te richten. Beide maatregelen hadden echter een heel ander effect dan waarop Gorbatsjov had gerekend.
De managersverkiezingen werden geen succes waardoor in de praktijk managers van de staatsbedrijven amper nog van hun positie konden worden verwijderd. Omdat ook het centrale toezicht was verdwenen handelden de managers alsof ze de eigenaren waren van de ondernemingen. Zij richtten zich op maximalisatie van de bedrijfsopbrengst en werden daarbij geholpen door de liberalisatie in 1986 van de buitenlandse handel die ondernemeningen -naast het Ministerie van Buitenlandse Handel- het recht gaf met het buitenland handel te drijven. In 1990 hadden al 20.000 bedrijven een vergunning ontvangen. Omdat de olieprijs niet werd geliberaliseerd, wisten velen ook handig gebruik te maken van het enorme prijsverschil van deze grondstof op de binnenlandse en de internationale markt -olie gekocht voor $1 dollar per ton kon op de internationale markt voor $100 worden verkocht.
De eerste echte private ondernemingen startten in 1988; het waren de coöperaties die winstgeoriënteerd gingen werken en het socialistisch denkende publiek schrik aanjoegen met het idee dat als de onderneming succesvol is de privé-inkomsten vele malen groter zouden kunnen zijn dan in de Sovjeteconomie gebruikelijk was. De managers van de staatsbedrijven grepen nu hun kans en richtten massaal coöperaties op om de verdiensten van hun staatsbedrijven naar eigen coöperaties door te sluizen en uiteindelijk te stallen in het buitenland. Ook de meeste oligarchen zijn in 1988 klein begonnen met dergelijke coöperaties.17 Tevens schoten coöperatieve banken -nauwelijks gereguleerd- als paddestoelen uit de grond en veel staatsondernemingen wisten via eigen banken hun overtollige geld te activeren. Bovendien kon in de banksector goud geld worden verdiend toen de inflatie sterk toenam, maar de rente door de centrale bank nauwelijks verhoogd werd.
De dynamische, maar wel socialistische economie die Gorbatsjov voor ogen stond kon niet zonder een goed geïnformeerde bevolking die enthousiast de uitdagingen die de toekomst bood zou aannemen. De intelligentsia moest gehoord kunnen worden en debat zou de geesten scherpen. De glasnost was natuurlijk ook een middel om het tegenwerkende partijapparaat onder druk te zetten zodat het zou meebewegen op de nieuw ingeslagen weg.
Ook zou de in de politiek zelf volgens Gorbatsjov het nodige moeten veranderen: meer openheid, een representatieve volksvertegenwoordiging die de uitvoerende macht daadwerkelijk controleerde, minder partijbemoeienis en meer partijdemocratie. Daarom had hij tijdens de plenaire vergadering van het Centrale Comité in 1987 ook voorgesteld in juni 1988 een landelijke partijbijeenkomst te organiseren over politieke hervormingen18. Dat was voor de partijleden een grote verrassing; de laatste conferentie was 46 jaar eerder gehouden, onder Stalin in 1941. Gorbatsjov hoopte langs deze weg met de steun van de gewone partijleden zijn politieke hervormingen, die door het midden en hogere kader van de partij steeds vaker werden geblokkeerd, alsnog van de grond te krijgen.
In de aanloop naar de conferentie werd de strijd tussen hervormers en conservatieven feller en tijdens de conferentie was op televisieuitzendingen te zien hoe afgevaardigden en politbureauleden elkaar in de haren vlogen. Dat haddden de Sovjetburgers, gewend aan saaie verklaringen en geprepareerde visies, nog nooit gezien en de conferentie bleek een enorme stimulans voor het politieke leven in de Sovjet-Unie. Partijleider Gorbatsjov presenteerde zich als de boven de facties staande redelijkheid en wist het voor elkaar te krijgen dat de 19de Partijconferentie resoluties aannam die opmerkelijk progressief waren, maar tevens voor hervormers en conservatieven een goed resultaat leken19. In de belangrijkste resolutie werd een Congres van Volksafgevaardigden in het leven geroepen dat dat eenmaal per jaar bijeen zou komen. Tweederde van de 2250 leden zou worden gekozen in vrije verkiezingen. Andere partijen bleven verboden20 en campagne voeren was slechts beperkt mogelijk. Uit het Congres zou een permanent bestuursorgaan met enige honderden leden, de Opperste Sovjet, worden gekozen. De voorzitter van de Opperste Sovjet, gekozen in een geheime stemming, zou tevens de president van de Sovjet-Unie worden met veel bevoegdheden.
In deze nieuwe staatsstructuur had de Communistische Partij in bestuurlijke en wetgevende aangelegenheden aanmerkelijk minder in de melk te brokkelen dan voorheen via het Politbureau; dat werd praktisch gezien uitgerangeerd. Ook de staf en het aantal afdelingen van het Secretariaat van het Centrale Comité, het bestuurlijke hart van de Communistische Partij, werd aanmerkelijk ingekrompen en zes nieuwe commissies zouden toezicht krijgen op de afdelingen die hiermee een groot deel van hun uitvoerende macht verloren. De procedures om posities in het partijkader te vervullen zouden worden gebaseerd op geheime verkiezingen uit meerdere kandidaten waarbij nominatie van kandidaten ook van onderop mogelijk was in plaats van de voorgekookte “kandidatenlijstjes”. Functies konden ook maar voor beperkte tijd worden vervuld. De laatste twee maatregelen perkte de invloed van de nomenklatura21aanzienlijk in.
Op 26 mei 1989 werden voor het eerst verkiezingen gehouden voor het nieuwe Congres van Volksafgevaardigden. De uitslag was voor de Communistische Partij een zeer grote teleurstelling, want heel wat prominente partijleden waren er niet in geslaagd een zetel te bemachtigen. Een aantal partijleden interpreteerde de uitslag als een aanmoediging verder te gaan op de ingeslagen weg van hervormingen, maar een grote groep behoudende leden begon openlijk te twijfelen aan de democratisering. Die had in hun ogen geleid tot “demogagie, egoïsme, nationalisme en anti-Sovjetisme”22. Na deze verkiezingen was voor het voor iedereen duidelijk dat de Partij en het Volk niet twee kanten van dezelfde medaille waren. De Communistische Partij bevond zich ineens in een regelrechte legitmatiecrisis.
De afgevaardigde voor de stad Moskou behaalde met 89% een geweldige overwinning op een door het partij-appraraat gesteunde fabrieksdirecteur; zijn naam was Boris Jeltsin. Jeltsin, die na scherpe kritiek op de voortgang van de hervormingen uit het Politbureau was verwijderd23, keerde terug op het politieke toneel, maar nu als gekozen volksvertegenwoordiger en hervormer. Gorbatsjov daarentegen was één van de honderd leden die door de Communistische Partij waren aangewezen en in maart 1990 werd hij met 59% gekozen tot voorzitter van het Volkscongres -en dus president van de Sovjet-Unie. Langs deze institutionele weg had Gorbatsjov zijn positie minder afhankelijk gemaakt van de steun van de Communistische Partij, een partij die steeds minder vertrouwen kreeg in perestroika en glasnost. Als Secretaris Generaal zou hij bij stemming uit het Centrale Comité, waarin de nodige weerstand tegen zijn beleid was, verwijderd kunnen worden -een vergelijkbare coup had Chroesjtsjov in 1964 de kop gekost. Als president van de Sovjet-Unie had hij nu een nieuwe politieke basis buiten de partij. Maar de autoritaire wijze waarop Gorbatsjov deze verkiezingen door het Volkscongres had gejaagd leverde hem weinig sympathie op en zijn populariteit in de Sovjet-Unie kwam op een dieptepunt.
Jeltsins weg terug naar de politieke top liep via de nationale route, het Russische Congres van Volksafgevaardigden. Als kandidaat voor Sverdlosk verpletterde hij zijn tegenstanders in de verkiezingen van maart 1990. De volgende stap was het voorzitterschap van de Russische Opperste Sovjet. Gorbatsjov intervenieerde achter de schermen en mobiliseerde afgevaardigde partijleden om te verhinderen dat Jeltsin tot voorzitter zou worden gekozen. Op het congres zelf ging hij frontaal tegen Jeltsin in de aanval. Ondanks het taaie verzet van de Communistsche Partij versloeg Jeltsin op 29 mei 1990 zijn tegenkandidaat Vlasov met 535 tegen 467 stemmen. Slechts 11 dagen later, op 9 juni 1990, nam het Russische Volkscongres een verklaring van soevereiniteit aan. Gorbatsjov, zo bleek nu, had met zijn glasnost krachten opgeroepen die hij, trouw aan de socialistisch leer van verbroedering, volkomen verkeerd had getaxeerd.
Het nationalisme gold in de Sovjet-Unie als een “overwonnen” probleem24. Gorbatsjov maakte het probleem van het nationalisme ondergeschikt aan zijn geloof in socialistische Sovjetstaat; hij was het massaprotest in Georgie in maart 1956 na de politieke liberalisaties van Chroesjtsjov blijkbaar vergeten en de dreiging die volgens Lenin en Stalin van de verschillende nationalistische gevoelens uitgingen25. De nieuwe leiders van de Sovjet-Unie hadden zich verkeken op de sterke nationale gevoelens die nog overal in het Sovjetimperium onder de oppervlakte broeiden en met glasnost ineens aan de oppervlakte verschenen26. Men begreep blijkbaar niet dat thema’s als nationale achterstelling, economische uitbuiting en regionale vervuiling, die onder glasnost uitgebreid in de media werden besproken een sterk eroderende werking zouden hebben op de banden die het Sovjetimperium bij elkaar hielden27. Nu bleek overduidelijk dat de Sovjets slechts in naam een federale Unie vormden; bijna alle perifere Sovjetrepublieken waren ooit ingelijfd of geannexeerd door de grote, centrale Russische republiek, de kernmacht van de Sovjet-Unie. Toen de verborgen nationale krachten eenmaal aan de oppervlakte verschenen wist men er geen raad mee. Meestal werd er met harde hand opgetreden. Een desintegratie van het Sovjetimperium zou in veel regio’s tot een door nationalisme aangewakkerde strijd om de macht kunnen leiden of tot een strijd om afscheiding aangezien de politieke grenzen, als gevolg van Stalins verdeel-en-heers-politiek, de ethnisch grenzen geenszins overlappen28.
Groeiende economische problemen
Vanaf 1988 werd de kans op een economische ineenstorting van de Sovjet-Unie steeds groter. Eén van de oorzaken was de externe schok die werd veroorzaakt door de daling van de olieprijs. Sinds de jaren zestig economisch was de Sovjet-Unie veel sterker dan velen dachten economisch verbonden met de rest van de wereld. De export bestond bijna geheel uit grondstoffen, waarvan olie de hoofdmoot vormde. Door de sterke stijging van de olieprijs in de jaren zeventig en begin tachtig was de Sovjet-Unie in staat om het falende landbouwbeleid29 te camoufleren door op grote schaal graan te importeren. De voedselprijzen bleven dankzij omvangrijke subsidies laag, te laag voor een gezonde economische ontwikkeling. De daling van de olieprijs begin jaren tachtig zorgde bovendien voor een sterke terugval van de inkomsten in harde valuta die niet kon worden opgevangen door meer olie te produceren of de export van industrieproducten te stimuleren. Verhoging van de olieproductie was onmogelijk, omdat de productieve putten uitgeput raakten en nieuwe putten meer investeringen vereisten én minder opleverden -er was na 1985 zelfs sprake van een terugloop in de productie van olie. En de industrieproducten uit de Sovjetindustrie waren op de wereldmarkt niet of nauwelijks concurrerend. Om de betalingsbalans in evenwicht te houden werden daarom importen teruggeschroefd en nieuwe buitenlandse leningen afgesloten, economisch niet erg verstandig. Maar een verhoging van de voedselprijzen was vanuit ideologisch oogpunt al onmogelijk. Ook het terugschroeven van de militaire productie om grondstoffen vrij te maken voor de internationale markt was geen begaanbare weg, want vaak waren hele steden afhankelijk van één grote fabriek; met sluiting zou in één keer alle werkgelegenheid verdwijnen. Het was zelfs zo dat het terugschroeven van investeringen en het terugschroeven van import van technologie onmogelijk was. De regionale leiders -de bestuurlijke en economische elite- verwachtten dat in hun regio geïnvesteerd zou blijven worden en dat hun wensen aan technologie gehonoreerd zouden worden. Zo niet, dan zou Gorbatsjov hetzelfde lot beschoren zijn als Chroesjtsjov in 1964.
De problemen die Gorbatsjov het hoofd moest bieden waren een erfenis van de manier waarop sinds de jaren dertig onder socialistisch regime was geurbaniseerd, geïndustrialiseerd, de landbouw gecollectiveerd en het defensieapparaat gecultiveerd. Het transportsysteem was in een belabberde toestand, de spoorwegen waren overbelast, de grondstoffenwinning verouderd en sterk vervuilend en de woning- en kantoorcomplexen waren slecht onderhouden. Bedrijfsongevallen van ongekende omvang, denk aan de ramp in Tsjernobyl, toonden aan dat verouderde installaties, gebrek aan kwaliteitsbewustzijn en geringe aandacht voor getroffenen, de veiligheid van velen ernstig in gevaar brachten. Ook de maakindustrie was verwaarloosd, de producten waren van matige tot slechte kwaliteit en internationaal niet concurrerend. De rek was uit de Sovjet-Unie economie en economische tegenvallers konden nauwelijks meer worden opgevangen. Maar het grootste gevaar was waarschijnlijk dat de ernst en de gevolgen van het groeiende overheidstekort -nog versterkt door de anti-alcohol campagne waarmee Gorbatsjov zijn hervormingen was gestart- en het tekort op de betalingsbalans door de economisch onervaren bestuurders werden onderschat30.
Radicale hervormingen waren dringend nodig, maar de Sovjet-Unie leek verlamd en het financiële beleid van de overheid was desastreus. De sociale voorzieningen waren door een resolutie van Volkscongres in 1989 aanzienlijk verbeterd, maar waar het geld vandaan moest komen was volstrekt onduidelijk. De lonen stegen sinds 1988 hard omdat de managers van staatsondernemingen zich richtten op producten met een grote winstmarge en dat ook ten goede lieten komen aan hun werknemers. De subsidie op consumentenproducten was volgens Nikolai Ryzhkov -voorzitter van de raad van ministers van de Sovjet-Unie en samen met Gosplan verantwoordelijk voor het economisch beleid nu de rol van de Partij was uitgespeeld- volkomen uit de hand gelopen31 en het meest dringende probleem was daarom een hervorming van het prijzenstelsel. Maar onder de voorwaarde van de Partij dat dat zonder invloed op de levensstandaard zou moeten plaatsvinden was een dergelijke hervorming eigenlijk niet mogelijk. Uiteindelijk werd de beslissing over de herziening van het prijsstelsel vooruit geschoven en bleef alles bij het oude. Het kwam erop neer dat de overheid 20 tot 30% meer kwijt was aan alle consumentenproducten (inclusief geïmorteerde goederen) dan zij ervoor ontving. De geldpers werd gebruikt om het verschil te overbruggen. Het overheidstekort liep in 1988 en 1989 op tot ongeveer 9% van het BBP32
Maar wat bij de roebel nog wel mogelijk was, was voor de dollar uitgesloten. De teruglopende productie van grondstoffen had, bij gelijkblijvende binnenlandse consumptie- een daling van de export tot gevolg waardoor er steeds minder buitenlandse deviezen de Sovjet-Unie instroomden. De Vnesheconombank -de Sovjetbank voor buitenlandse handel- was daarom niet in staat in 1990 stipt aan alle betalingstermijnen te voldoen waarop buitenlandse handelspartners dreigden hun leveringen te staken. De problemen met de financiering van de buitenlandse handel waren zelfs zo groot dat sommige bedrijven zich gedwongen zagen hun productie stil te leggen en cruciale onderdelen voor b.v. de olieproductie niet konden niet meer worden geïmporteerd. Daarnaast was er ook nog de sterk gegroeide buitenlandse schuld die haar deel van de buitenlandse valuta’s opeiste. De problemen werden nu zo groot dat zij openlijk werden besproken in de Opperste Sovjet in de herfst van 1990. Maar het was de vraag of er nog wel een oplossing gevonden kon worden.33.
Op de consumentenmarkt werden al deze problemen merkbaar door hogere prijzen, voedsel- en medicijntekorten, lange rijen voor winkels en het verdwijnen van producten voor het dagelijkse leven als kleding en schoenen. De onzekerheid over de toekomst groeide en men vreesde een sterke toename van de werkloosheid en de armoede. Het zag er naar uit dat het experiment van hervormingen en openheid zou uitmonden in een grote catastrofe. Het Sovjetimperium stond op instorten, zeker na de onafhankelijkheidsverklaring van de Baltische staten in het voorjaar 1990. Er waren nu drastische maatregelen nodig.
De invloed van de Communistische Partij op het economisch beleid was na de 19de Partijconferentie uit 1988 sterk verminderd en werd bepaald door Gosplan, de raad van ministers onder Ryzhkov en kringen rond president Gorbatsjov, met name door zijn persoonlijke economische adviseur Nikolai Petrakov en de in maart 1990 in het leven geroepen Presidentiële Raad met onder andere de liberale econoom Stanislav Shatalin van de Academie van Wetenschappen. Deze gremia gingen nu aan de slag om levensvatbare en politiek haalbare hervormingsplannen op te stellen. Het eerste -het Albakin-programma- werd gepresenteerd in de hersft van 1989 en introduceerde een volledige markteconomie: vrije prijsvorming en volledige concurrentie, maar nog zonder privébezit. Ook Gosplan -onder Ryzhkov bracht een hervormingsprogramma in december 1989 naar buiten waarin na drie jaar een markteconomie zou worden ingevoerd, maar ook zonder privébezit en denationalisering. Begin 1990 publiceerden een aantal economen die met Albakin hadden samengewerkt het 400-dagen programma, naar het voorbeeld van de snelle privatisering en marktintroductie van Polen. Binnen 400 dagen zou de gehele economie volledig geprivatiseerd worden en marktconform moeten functioneren. Albakin en Ryzhkov lieten zich instemmend uit over dit programma terwijl Gorbatsjov zich meer op de vlakte hield. Ryzhkov presenteerde mei 1990 een aangepast overheidsplan waarin duidelijk werd in welke mate de prijzen verhoogd zouden moeten worden; een run op de toch al schaars gevulde winkels was het gevolg. Het Russische Congres van Volksafgevaardigden schaarde zich onder leiding van Jeltsin achter de hervormingen zoals beschreven in het 400-dagen plan, maar wilde er 500 dagen voor uittrekken.
In juni ontmoetten Jeltsin en Gorbatsjov elkaar en zij leken op een lijn te zitten. Er zou gewerkt gaan worden aan een concept voor een nieuw unieverdrag en aan een programma voor de overgang naar een markteconomie waarvoor twee hervormingsprogramma’s, een liberaal en meer conservatief getint programma, zouden worden ontwikkeld. Gorbatsjov stuurde met Shatalin zijn meest liberale econoom, die het voor elkaar kreeg met andere radicale economen in drie weken een volledig programma voor een overgang naar een markteconomie in 500 dagen in elkaar te zetten waarin het woord “socialisme” niet voorkwam. Albakin en Ryzhkov waren met economen van de overheid aan de slag voor een gematigd overgangsprogramma en legden drie dagen na Shatalin hun hervormingsvoorstellen op tafel. In september 1990 werden beide programma’s voorgelegd aan de Opperste Sovjet en de verwachting was dat het plan van Shatalin zou worden gekozen. Maar Gorbatsjov stelde de keuze uit en vroeg de econoom Aganbegyan een synthese van beide programma’s te fabriceren. Het resultaat kwam min of meer overeen met het programma van Shatalin. Gorbatsjov toonde zich toen kritisch over diverse onderdelen van dit plan en uiteindelijk nam de Opperste Sovjet in 1990 helemaal geen hervormingsprogramma aan. Of Gorbatsjov zijn oren had laten hangen naar conservatieve partijleden en Jeltsin de wind uit de zeilen had willen nemen, is niet helemaal duidelijk. Maar gelet op de economische toestand van de Sovjet-Unie was van alle alternatieven niets doen zonder meer de onverstandigste.
Al fine
De stijd tussen communistische hardliners en politici die democratische en economische hervormingen nastreefden werd in het najaar van 1990 steeds feller.
MOSKOU, 2 febr. – De strijd om de macht binnen en buiten de partij wordt in Moskou steeds feller. Kranten en tijdschriften wedijveren met elkaar om de toon te zetten voor het plenum van maandag en dinsdag dat het ontwerpprogramma voor het 28ste partijcongres moet aannemen. Gorbatsjov zonderde zich een paar dagen af in het zuiden om zijn toespraak voor te bereiden, en onmiddellijk dook het gerucht op dat hij wilde aftreden als partijleider. Grote actiegroepen als Memorial, de Kiezersvereniging, de Interregionale Parlementaire Groep en de diverse Moskouse Volksfronten maken zich op om op zondag een grote anti-fascistische manifestatie te houden die moet uitgroeien tot een waarschuwing aan de conservatieve deelnemers van het plenum en een steunbetuiging aan Gorbatsjov en de perestrojka. De messen worden geslepen en stoelpoten her en der al doorgezaagd.’Hard spreidt januari zijn bed.’ Met deze variatie op een Russisch spreekwoord tekende politiek commentator Aleksandr Drozdov deze week in de Komsomolskaja Pravda de sfeer van het begin van 1990: ‘instabiliteit, ongerustheid, angst’. Wat gaat er met de Sovjet-Unie gebeuren, na het ‘ineenstorten van dat uniforme verstarde systeem op het Europese continent’ en de ‘omvorming van de politieke macht in de Oosteuropese landen tot de klassieke sociaal-democratie’, vraagt Drozdov zich af. Al draagt de Sovjet-Unie medeverantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen in Oost-Europa, de problemen waarmee deze landen kampen, verbleken bij de crisis waarin het moederland verkeert. ‘Bij hen vallen partijen uit elkaar, maar blijft de nationale eenheid, het staatsbestel bestaan. Maar terwijl wij een vernieuwing van het socialisme hebben afgekondigd, voelen wij voor het eerst de dreiging van een uiteenvallen van de Sovjet-Unie.’
Laura Starink, NRC Handelsblad, 2 februari 1990
Gorbatsjov, leider van de communistische partij en president van de Sovjet-Unie, laveerde tussen beide partijen, maar bevond zich na het mislukken van het 500 dagen plan in het kamp van de hardliners. Boris Jeltsin had daarentegen -aanvankelijk zonder organisatie, geld en media- met thema’s als democratisering, marktintroductie en een liberaal russisch nationalisme34 een politieke positie opgebouwd die er uiteindelijk toe leidde dat hij op 12 juni 1991 werd gekozen tot president van de Russische republiek die zich al op 12 juni 1990 soeverein had verklaard. De Sovjet-Unie, waarvan Gorbatsjov president was, dreigde met het vertrek van de veruit grootste republiek een lege huls te worden35.
Om het initiatief weer naar zich toe te trekken, lanceerde Gorbatsjov april 1991 het plan om met de overgebleven Sovjetrepublieken36 een nieuwe Unie van Soevereine Staten op te richten. Na veel overleg tussen de republieken werd in augustus 1991 de laatste versie van het verdrag gepubliceerd waarna de ondertekening zou plaatsvinden op 20 augustus 1991. De hardliners voelden zich door Gorbatsjov verraden en probeerden met een staatsgreep op 19 augustus 1991 het tij alsnog te keren. De machtsgreep mislukte -Gorbatsjov schaarde zich niet achter hen en zij schrokken terug voor bloedig machtsvertoon-, maar ook het verdrag kwam er niet. Toen in december 1991 de Oekraïne zich in een refendum uitsprak vóór onafhankelijkheid, was dat voor Jeltsin het teken dat het einde van Sovjet imperium gekomen was. Onder zijn leiding zou Rusland ook niet in haar voetsporen treden, maar zich richten op interne ontwikkeling. In een geheim overleg met de leiders van de Oekraïne en Wit-Rusland greep Boris Jeltsin zijn kans om Gorbatsjov buiten spel te zetten en gezamenlijk besloten zij tot de oprichting van de Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). Overigens waren de afzonderlijke republieken in 1990 al gestopt met het betalen van hun bijdrages aan de schatkist van de Sovjet-Unie en begonnen de 16 afzonderlijke “centrale banken” roebels uit te geven. De schatkist was leeg en de inflatie hoog. Jeltsin weet op 11 december de generale staf van het Rode Leger over te halen zich bij Rusland aan te sluiten. Op 25 december 1991 valt definitief het doek over de Sovjet-Unie.