Waar te beginnen
De voormalige Sovjetrepublieken stonden voor de uitdaging om als soevereine staten een nieuw politiek-maatschappelijk systeem op te bouwen, een karwei waarmee de landen in Centraal- en Oost-Europa al waren begonnen. De grote vraag was natuurlijk: welke richting slaat de Russissche Federatie in. Zou zij erin slagen een constitutionele staat in te richten1. Zou het lukken een pluralistisch en democratisch politiek systeem op te bouwen met als kern het onderscheid regering-oppositie? Want politieke beslissingen zijn contingent -het kan altijd anders- en dienen altijd begeleid te worden door alternatieven. Maar het is een paradoxaal en veeleisend systeem dat slechts in weinig landen min of meer bevredigend in praktijk is gebracht. Het vereist een relativering van het eigen gelijk en een abstinentie van moraliseren. Een politieke tegenstander afschilderen als iemand die de natie naar de ondergang helpt of neerzetten als landverrader, is de bijl aan de wortel van een democratisch politiek bestel. Als de tegenstelling regering-oppositie wordt verengd tot wij zijn de redder van hetgeen de ander zal vernietigen, is het gedaan met dit moderne stelsel.
De Russische Federatie erfde van de Sovjet-unie een disfunctioneel economisch bestel, een vermolmde socialistische ideologie, politieke instituties die waardeloos waren geworden, een bureaucratie waarin bestuurlijke vaardigheden, vanwege de verstrengeling met de communistische partij, geenszins doorslaggevend waren geweest en een geheime dienst die voornamelijk functioneerde als apparaat van staatsterreur.
Achteraf bezien waren de jaren 1991-1993 cruciaal voor de richting die de Russische Federatie uiteindelijk is ingeslagen.
De introductie van een markteconomie en de privatisering van het staatsbezit
Met een overweldigende meerderheid stemde in november 1991 het Volkscongres in met de strategie om heel snel over te schakelen naar een markteconomie. De zogenaamde “schoktherapie” kwam neer op het vrijgeven van de prijzen (en de wisselkoers van de roebel), het beteugelen van inflatie, het privatiseren van de staatsondernemingen, het opruimen van restanten van centrale planning in de economie en het vrijgeven van internationale handel en kapitaalverkeer. Jeltsin kreeg speciale volmachten om de daad snel bij het woord te voegen. De uitvoering van deze snelle overgang naar een markteconomie werd door Jeltsin uitbesteed aan premier Yegor Gaidar en de minister van Economische Zaken Anatoli Tsjoebais.
De Russen werden onaangenaam verrast toen vanaf 2 januari 1992 de prijzen als gevolg van de prijsliberalisatie omhoog schoten, de koopkracht navenant daalde en de spaartegoeden enorm in waarde verminderden. De stijgende kosten voor levensonderhoud werden gecompenseerd door loonsverhogingen, maar door de gierende inflatie daalde de waarde van de roebel en werd import duurder. Zo kwam in Rusland een lastig te doorbreken loon-prijs spiraal op gang. Dit is misschien ook de verklaring waarom de productie, ondanks hogere prijzen, nauwelijks toenam en de investeringen scherp terugvielen. Het resultaat was een krimp van de economie in de 4 jaar na de start van de schoktherapie met ruim 40%.2. Het enige lichtpuntje was dat grootschalige werkeloosheid was uitgebleven. Veel ondernemingen hadden hun personeelsomvang niet zo snel aan de krimpende vraag aangepast als dat bij westerse ondernemingen zou zijn gebeurd; wel liepen de voorraden enorm op.
De overgang naar een markteconomie hield natuurlijk meer in dan prijsliberalisatie en privatisering. Heel veel moest van de grond af aan worden opgebouwd. Om een idee te geven van de duizelingwekkende opdracht waarvoor men in Rusland stond, volgt hier een kleine greep uit wat niet uit de Sovjettijd kon worden overgenomen, maar wat voor een markteconomie wel essentieel is: een arbeidsmarkt, werkeloosheidsverzekering, een kapitaalmarkt, een banksysteem voor hypotheekverstrekking, een huizenmarkt, wetgeving rond privé-eigendom en faillisment, toezicht op concurrentie, een kadaster. De hervormers hebben volgens velen veel te weinig aandacht geschonken aan het feit dat een goed functionerende markteconomie rust op een juridisch en regulatief kader en op instellingen, organisaties en bedrijven die marktconform kunnen werken. 3
Ook met de privatisering van het overheidsbezit, in de hoop op een snelle herstructurering van de economie, werd vaart gemaakt. De vraag was wel waar al het geld vandaan zou moeten komen om het de staatsondernemingen in privé-handen te laten overgaan. De spaartegoeden waren door de inflatie verdampt, de rente was sterk opgelopen en goed functionerende financiële instellingen waren er niet of nauwelijks. En veel geld was er nodig, want de bedrijven die in privé-eigendom zouden overgegaan moesten daarna investeren in ingrijpende herstructureringen om de productiviteit te verhogen waarmee de concurrentie in een markteconomie kon worden aangegaan. Dat zou ook gepaard gaan met ontslagen, zodat groei van investeringen in nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid ook hard nodig was.
In augustus 1992 kondigde Jeltsin de voucher-privatisering aan4. Iedere Rus kreeg een privatiseringscheque met een nomiale waarde van 10.000 roebel, ongeveer $20. Eind december 1993 waren 90.000 bedrijven geprivatiseerd, maar bij slechts 14% was dat via een openbare veiling gebeurd. De meeste privatiseringen vonden plaats via niet al te duidelijke transacties tussen bedrijfsmanagers, de nomenklatura en andere insiders. Het wordt daarom ook wel de nomenklatoera-privatisering genoemd en stond onder leiding van de voorzitter van de Commissie voor het Beheer van Staatseigendom, Anatoli Tsjoebais.
Kritiek en politieke gevolgen
De kritiek op de schoktherapie van Jeltsin nam snel toe en het parlement leek niet van plan de volmachten van Jeltsin te verlengen. Het Volkscongres wilde haar invloed op het economische beleid terug. Jeltsin meende dat hiermee zijn economische hervormingen gevaar liepen, zeker toen het Volkscongres de voordracht van Gaidar voor het premierschap december 1992 afwees. Na onderhandelingen werd overeengekomen dat er in april 1993 een referendum zou worden gehouden over de ingeslagen weg en dat Jeltsin tot dat moment zijn programma kon voortzetten. Het Volkscongres accepteerde de kandidatuur van Tsjernomyrdin voor het premierschap. In aanloop naar het referendum liepen de spanningen tussen Jeltsin en het Volkscongres steeds verder op. Het Volkscongres zag een poging het referendum af te blazen mislukken omdat Jeltsin tijdens de vergadering het parlement verliet. Volgens het Hooggerechtshof was dat niet in overeenstemming met de grondwet. Daarop begon het Volkscongres een afzettingsprocedure tegen Jeltsin die echter net niet de vereiste tweederde meerderheid behaalde.
Van beslissende betekenis voor de ontwikkeling in Rusland was de constitutionele crisis die ontstond toen de president Jeltsin -de uitvoerende macht- op 23 september 1993 het Congres van Volksafgevaardigden -de wetgevende macht die op de 19de Partijconferentie in 1988 onder Gorbatsjov in het leven was geroepen- ontbond en nieuwe verkiezingen uitschreef. Deze actie werd als ongrondwettelijk beschouwd en de volksvertegenwoordigers verschansten zich in het Witte Huis in Moskou. Tanks verschenen op 4 oktober 1993 rond dit gebouw en na een bestorming gaven de bezetters zich uiteindelijk over. Op 12 december 1993 werd per referendum een nieuwe grondwet aangenomen waarin de president van Rusland zeer veel macht kreeg ten koste van nieuwe parlementaire instellingen, de Doema en de Federatieraad; leden van deze Federatieraad werden niet gekozen, maar benoemd. De verdeling van macht tussen het federale en het regionale bestuur was onduidelijk en het Constitutionele Hof was zwak. De nauwelijks gecontroleerde uitvoerende macht en de matig functionerende rechtsstaat zette de deur wijd open voor beïnvloeding van de politiek door het bedrijfsleven.
Daarop volgt in 1995 de privatisering met behulp van het leningen-voor-aandelen-schema waarmee Jeltsin de begroting van 1995 sluitend wilde krijgen. De oorlog in Tsjetsjenië koste niet alleen veel mensenlevens, maar ook veel geld. Grote banken schoten Jeltsin te hulp en kregen voor het geleende geld aandelen in de grote ondernemingen, met name in energie- en mijnbouwsector. Deze aandelen werden echter weer doorverkocht, vaak aan de nieuwe rijken uit de eerste privatisering of aan politiek interessante connecties. Het was juridisch allemaal zeer schimmig, maar de president kneep wel een oogje toe, zeker als hij gesteund zou worden bij de aanstaande verkiezingen van 1996, die Jeltsin dreigde te gaan verliezen5 van de communist Gennadi Zjoeganov. De herverkiezing lukte en niet zo lang na de ineenstorting van het communistische collectiviteitsideaal werden Russische miljardiars, de oligarchen, een begrip: Goesinski, Potanin, Fridman, Berezovski, Chodorkovski, Abramovitsj.
In 1997 wilde Jeltsin met nieuwe energie en nieuw elan zijn economische hervormingen nieuw leven inblazen. Hij benoemde in maart van dat jaar Tsjoebais en Boris Nemtsov, de populairste politicus van dat moment, tot vice-premiers. Zij zouden met structurele hervormingen de ongebreidelde privatisering (“bandieten kapitalisme”) corrigeren en een stabiele markteconomie vestigen waarin velen de vruchten konden plukken van deze nieuwe productiewijze. In 1995 was bijvoorbeeld een wet aangenomen om natuurlijke monopolies (gas, electriciteit, spoorwegen, telecommunicatie) te reglementeren, maar van de uitvoering was door de politieke instabiliteit en Jeltsins gezondheidsproblemen nog niet veel werk gemaakt. Het “gouden aandeel” van de staat in deze zeer inefficiënte ondernemingen was toevertrouwd aan het management waardoor er werd nauwelijks aandacht was voor de uitbetaling van dividend of belastingen6.
Als Nemtsov deze Belastingmaatregelen voor zowel ondernemingen als oligarchen, en privatisering van staatsondernemingen door veilingen Maar de oligarchen In 1997 kwam het tot een hoogoplopend conflict tussen Berezovsky, die de herverkiezing van Jeltsin in 1996 met zijn media imperium krachtig had gesteund en met een regeringsfunctie was beloond, en Anatoli Tsjoebais en Boris Nemtsov, de vice-premiers onder Tsjernomyrdin, die Jeltsin van 1992 tot 1998 diende als premier. Berezovski werd ontslagen -tot genoegen van de communistisch-nationalistische fracties in de Doema, maar hij kwam niet lang daarna weer terug. De roebel-crisis midden 1998 zorgde echter voor een harde economische terugslag waarbij internationale steun van het IMF nodig werd gevonden. Nu werd Tsjoebais ontslagen, maar ook direct weer directeur van RAO UES, het grootste electriciteitsbedrijf van Rusland; Nemtsov diende in augustus 1998 zelf zijn ontslag in en werd -vanaf 1999- politiek actief voor de Unie van Rechts Krachten (SPS), een samensmelting van diverse rechts-liberale partijen.
Vanaf 1998 had Jeltsin heeft steeds meer moeite zijn fysieke problemen te verbergen. Hij leunde steeds zwaarder op de kleine groep naaste vetrouwelingen waardoor de invloed van de Familie 7 op het beleid steeds groter werd. Om meer vaart te zetten achter de economische hervormingen -de linkse partijen in de Doema werkten bepaald niet mee- werd maart 1998 Kirijenko benoemd tot premier, maar de crisis zomer 1998 van de roebel -in het kielzog van een sterke daling van grondstofprijzen- gooide roet in het eten. Rusland was genoodzaakt aan te kloppen bij het IMF en de Wereldbank en Jeltsin schoof Tsjernomyrdin weer naar voren als premier. Tot twee keer toe werd hij echter door de Doema afgewezen, waarop Jeltsin Primakov -ooit lid van het Politbureau- benoemde, een kandidaat die acceptabel was voor de Doema. het lukte Primakov de rol van het kabinet binnen de uitvoerende macht te vergroten en de presidentiele macht iets in te dammen. Hij voerde diverse hervormingen door en kondigde een groot offensief aan tegen misdaad en corruptie. Dat bood procureur-generaal Skuratov de gelegenheid de verstrengeling van macht, geld en misdaad in Rusland te onderzoeken. Daarbij kwam hij zaken op het spoor waarover de Familie en oligarchen liever niets van hoorden: onder andere de Mabetex-affaire over smeergelden bij russische bouwopdrachten voor de in Zwitserland geregistreerde firma en de overname van Aeroflot door Berezovsky.
Economisch gezien had de liberalisering van de economie voor veel Russen nog nauwelijks iets opgeleverd en twijfel groeide over de ingeslagen weg. Benoemingen en ontslagen van functionarissen volgen elkaar in steeds hoger tempo op en de roebelcrisis maakte het December 1998 [..] karakteriseerde Michel Wines in de New York Times de situatie als volgt: “The moves nevertheless addressed a rising perception that influence over events here — social, political and economic — is slowly slipping from the grasp of the pro-democracy forces that Mr. Yeltsin long represented. In response, Mr. Yeltsin appears to be trying to stanch the bleeding away of his political authority.”8. En dan staan er ook nog verkiezingen voor de deur: eerst die voor de Doema in december 1999 en dan die voor het presidentschap in juni 2000 .
In het voorjaar van 1999 liep de spanning verder op. Het hoofd van het presidentiele bestuursapparaat Bordjoezja maakte Jeltsin op 19 maart 1999 duidelijk dat volgens hem het land werd bestuurd door een kleine groep9 die vooral oog had voor hun eigen belang. ’s Avonds werd hij per decreet uit zijn functies gezet. Jeltsin ontsnapte in mei 1999 ternauwernood aan de afzettingsprocedure die de Doema tegen hem was gestart naar aanleiding van 5 punten waaronder zijn verantwoordelijkheid voor de oorlog in Tsjetsjenië, de opheffing van de Sovjet-Unie en de ontbinding van de Doema in 1993. Vlak daarvoor, op 12 mei, had Primakov het veld moeten ruimen. De richting die deze eigengereide premier was ingeslagen en waarmee hij succes had, beschouwde de Familie als een bedreiging voor hun invloed. Met Primakov, zo dacht Jeltsin, had hij een overgangsfiguur benoemd, maar hij ontpopte zich steeds als concurrent10. Na zijn ontslag zocht Primakov vervolgens de politieke arena op en sloot zich aan bij het politieke verbond Vaderland-Heel Rusland (OVR) van de populaire burgermeester van Moskou Loezjkov. Een overwinning van deze partijencombinatie bij de verkiezingen van december 1999 voor de Doema -met in juni 2000 ook nog de presidentsverkiezingen- zou voor de Familie het begin van het einde kunnen betekenen. Naarstig was men op zoek naar middelen om dat te voorkomen. De pas benoemde Stepashin was in de ogen van Jeltsin toch niet de aangewezen persoon om in dit klimaat de strijd met succes te kunnen voeren. Jeltsin schreef in zijn memoires: “It was clear to me that the final round of a pitched political battle was approaching…. Stepashin wasn’t going to become a political leader, a fighter, or a real ideological opponent to Luzhkov and Primakov in the Duma elections. A new political party had to be created and the prime minister had to be changed. I was prepared for battle.”11
Vervolg: Jaren om nooit de vergeten: 1999. Poetins greep naar de macht